Woningbouw Nederland 1870-1914
Van slechte revolutiebouw naar woningwet
In de loop van de 19de eeuw ging het mis met de woningbouw in Nederland. Tot ongeveer 1870 was er van de bouw van nieuwe woningen nauwlijks sprake. Hierna zette de zogenaamde 'revolutiebouw' of 'speculatiebouw', een negatieve toon. De door speculatie voortgedreven woningbouw was van belabberde kwaliteit, maar mensen betaalden toch een torenhoge huur. Uiteindelijk leidde deze situatie tot de woningwet van 1902, waarna de weg naar betere huisvesting werd ingezet. Verschillende architecten maakten zich hierna sterk voor grootschalige woningbouw voor arbeiders. Helaas zou daar pas in de jaren '20 echt iets van terechtkomen.
Eduard Alexander Hilverdink - Jodenbuurt in Amsterdam. 1889
Woningnood in de 19de eeuw
In de loop van de 19de eeuw waren de woonomstandigheden voor arbeiders en andere minderbedeelden in de Nederland erbarmelijk, met name in de steden. Ondanks het feit dat in Nederland de industrialisatie nogal achterbleef, was er wel degelijk sprake van urbanisatie. Ook hier trokken veel mensen van het platteland naar de stad, in de hoop op een beter leven dan dat van dagloner. De stadsbevolking steeg aldus explosief, maar toch werden er geen nieuwe huizen bijgebouwd.
Integendeel, in het centrum van de steden werden juist veel woningen gesloopt om plaats te maken voor kantoren en nutsvoorzieningen. Het gevolg was dat men zelfs voor een krotwoning nog een torenhoge huur mocht neertellen, met Amsterdam, ook toen, als duizelingwekkende koploper. De gevolgen waren niet mals. Halverwege de eeuw was Amsterdam vergeven van de verpauperde sloppenwijken, waar de mensen onder erbarmelijke omstandigheden woonden.
Onder leiding van huisarts Samuel Sarphati nam de roep om betere leefomstandigheden voor de armen toe. Dat was niet alleen uit consideratie, maar ook omdat men meende dat betere woningen burgers zou opleveren die zicht beter en fatsoenlijker gedroegen. Het was de begintijd van het zogeheten beschavingsoffensief en betere woonomstandigheden waren daarbinnen een belangrijk speerpunt.
Het waren echter ook de hoogtijdagen van de liberale lassez faire politiek, die voorschreef dat de overheid zich met zo min mogelijk kwesties moest bemoeien en verbeteringen maar moesten voortkomen uit particulier initiatief. Daarom gebeurde er lange tijd niets.
Krotwoningen in de Markensteeg in Amsterdam in 1913. Deze foto had gemakkelijk 50 jaar ouder kunnen zijn. De vele verworvenheden van de moderne tijd zijn er nergens op terug te vinden.
Revolutiebouw vanaf 1870
Vanaf ongeveer 1870 kwam de zo noodzakelijke, grootschalige woningbouw toch nog op gang. In Amsterdam in het bijzonder en in Nederland in het algemeen. Tegen het einde van de eeuw ging men dit revolutiebouw noemen, omdat het aantal nieuw gebouwde woningen revolutionair groot was.
Deze plotselinge bouwmanie werd echter helemaal niet ingegeven door menslievende motieven. Zelfs van het bovengenoemde beschavingsoffensief was geen sprake.
De revolutiebouw kwam voort uit het feit dat banken voortaan bereid waren om woningbouw te financieren met krediethypotheken, waarbij de woning als onderpand dient. Dat maakte de weg vrij voor speculanten. Die hadden vooral profijt van de nieuwe regelingen doordat de woningnood ondanks alles blijvend hoog was, want daardoor konden ze de huren onbelemmerd hoog houden. Vandaar dat er ook wel wordt gesproken van speculatiebouw.
De woningbouw die hieruit voortkwam was, niet verrassend, van een desastreus laag niveau. Er werden helemaal geen constructieve visies of plannen uitgewerkt. Investeerders kochten lappen grond en lieten daar naar eigen inzicht lukraak woningen op bouwen.
De kwaliteit van deze woningen was op elk denkbaar gebied slecht. Van de fundering tot de afwerking kon er van alles mis zijn. Soms stortten huizen al tijdens de bouw in. Dat kwam ook omdat vakkundige bouwers de vraag op geen stukken na konden bijhouden, zodat veel huizen werden gebouwd door beunhazen.
Revolutiebouw in de Dapperbuurt in Amsterdam: een huis aan de Pieter Nieuwlandstraat is ingestort in 1899. De bouw van deze buurt is in 1873 begonnen en lange tijd bestond hij grotendeels uit revolutiebouw.
De roep om verbetering
In Amsterdam was de situatie het ergst, met De Pijp als bekendste uit revolutiebouw bestaande wijk. Ook in Rotterdam en Den Haag was het echter zeer slecht gesteld. In 1886 kwam er een uitbraak van cholera die hard toesloeg. Hierna begon een groeiende groep mensen te beseffen dat het anders moest. De eerste pleitbezorgers voor een woningwet en een gezondheidswet lieten zich horen.
In 1896 bracht de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen een rapport uit over de situatie. Hierin deden ze een oproep tot het nemen van wettelijke maatregelen die de volksgezondheid ten goede zouden komen. Ook vroegen ze om 'de opheffing van de zedelijke minderwaardigheid der arbeiders', in welk kader er ook betere woningen voor arbeiders dienden te komen. Dit rapport ging niet onderin de la, maar leidde daadwerkelijk tot nieuwe wetten. Daaronder een woningwet.
De eerste gezondheidswet (1901)
Voordat het tot een woningwet kwam, werd eerst de gezondheidswet van kracht. Deze regelde een Staatstoezicht op de Volksgezondheid die ervoor zorgde dat er inspecties werden uitgevoerd bij aan gezondheid gerelateerde organisaties en projecten. De leiding hierover kwam in handen van de Centrale Gezondheidsraad, die het bovendien als taak had de regering te adviseren. De raad bestond uit de hoofdinspecteurs van het Staatstoezicht en particuliere deskundigen.
Uiteindelijk bleek de Gezondheidsraad niet zo goed te functioneren als bestuursorgaan, zodat in de tweede Woningwet uit 1919 het Staatstoezicht onder leiding van de regering zelf kwam. De Gezondheidsraad bleef hierna wel als adviesorgaan functioneren.
De woningwet (1902)
In september 1899 diende drie ministers van het kabinet Pierson gezamenlijk de woningwet in bij het parlement. Dat waren Hendrik Goeman Borgesius, minister van Binnenlandse Zaken en opsteller van de wet, Nicolaas Pierson, minister president en minister van Financiën en Pieter Cort van der Linden, minister van Justitie. In 1901 werd de wet aangenomen door zowel de eerste als tweede kamer. In januari 1902 ging hij daadwerkelijk van kracht.
Het kabinet Pierson bij zijn aantreden in 1898. Minister President Pierson ziet tweede van rechts. Naast hem in het midden Goeman Borgesius. Staande uiterst rechts Cort van der Linden.
De woningwet was een eerste breuk met de al te strikte liberale principes die iedere vorm van ingrijpen door de overheid hadden belemmerd. Van nu af aan was overheidsinmenging mogelijk om slechte woningbouw tegen te gaan. De belangrijkste nieuwe regelingen daartoe waren de volgende:
- Overheden konden erkende woningbouwverenigingen en bouwmaatschappijen die in het belang van deugdelijke volkshuisvesting handelden subsidie geven.
- Gemeenten waren voortaan verplicht om een bouw- en woonverordening op te stellen met daarin voorschriften waaraan nieuwe bouwwerken en dan met name woningen moesten voldoen.
- Men mocht niets meer bouwen, verbouwen of uitbouwen zonder gemeentelijke bouwvergunning.
- Woningeigenaren waren verplicht bepaalde vormen van onderhoud uit te voeren.
- De gemeente kon een te slecht onderhouden pand onbewoonbaar verklaren. In geval van verwaarlozing door de eigenaar kon de woning door de gemeente worden onteigend of zelfs geruimd.
- Gemeenten kregen de verplichting om uitbreidings- en bestemmingsplannen op te stellen en deze om de tien jaar te herzien.
- Gemeenten met meer dan 10.000 inwoners of een groei van 20% in de laatste vijf jaar moesten verplicht uitbreiden.
Het Staatstoezicht op de volksgezondheid diende ook op de naleving van de woningwet toe te zien. Dat werd in de praktijk echter gedelegeerd aan gemeentelijke en regionale gezondheidscommissies. Deze kregen ruime bevoegdheden en een sterke positie tegenover de gemeenten.
Uitbreidingsplan voor Den Haag, ontworpen door H.P. Berlage in 1908
Het effect van de woningwet
Ondanks het feit dat overheidsinmenging nu mogelijk was geworden, werden nog lang niet alle liberale principes losgelaten. De kern van de wet was toch dat de vrije marktwerking in tact zou blijven. Men wilde alleen de uitwassen indammen. Daarom werden er nog steeds geen initiatieven tot woningbouw genomen door de overheid. Al werden er, in overeenstemming met de wet, wel bestemmingsplannen gemaakt. Een architect die zich met veel van die uitbreidingsplannen bezig heeft gehouden was Hendrik Petrus Berlage (1856-1934). Met name op de stadsontwikkeling van Amsterdam en Den Haag heeft hij zijn stempel gedrukt.
Op een gehaaide markt als de woningmarkt was dit alles echter niet afdoende. Investeerders zagen toch wel kans om te profiteren van zwakke groepen. Ondertussen konden woningbouwverenigingen nauwelijks kostendekkend bouwen.
In 1914 gaf men zich tenslotte gewonnen. Toen zag men in dat overheidsingrijpen echt onvermijdelijk was. Vanaf toen kregen woningbouwverenigingen geld van de overheid waarmee ze voor arbeiders konden gaan bouwen.
Het zei leiden tot de eerste grootschalige bouwplannen. Ook bij die plannen speelde socialist Berlage (zie kader) een belangrijke rol, maar ook architect Michel de Klerk (1884-1923) die tot de Amsterdamse school behoorde, heeft veel arbeiderswoningen ontworpen, met name voor de Amsterdamse woningbouwvereniging Eigen Haard. Beiden zagen echter maar weinig van hun plannen gerealiseerd voor de jaren '20.
Boven: ontwerp van Michel de Klerk voor woningen aan het Spaarndammerplantsoen in Amsterdam. 1913.
Links: de gerealiseerde woningen in 1913, gebouwd in opdracht van Eigen Haard.
Bronnen
- Wikipedia (nl.wikipedia.org) - 'Woningwet'/ ' Revolutiebouw' (22-8-2012) / 'Gezondheidsraad' (31-1-2019)
- Boasson D. e.a. - ' Kijk uit, om je heen. De geschiedenis van de moderne architectuur in Nederland.' Den Haag 1988
- Blokker J. e.a. - ' Het vooroudergevoel. De vaderlandse geschiedenis. Met schoolplaten van J.H. isings.' Daaruit: 'Het luchtkasteel. Samuel Sarphati en de burgerzin.' Amsterdam/Antwerpen 2005
Afbeeldingen
- Revolutiebouw Dapperbuurt: Stadsarchief Amsterdam /via: www.dapperbuurt.amsterdam/over-de-dapperbuurt/ (30-1-2019)
- Uitbreidingsplan Den Haag: Wikimedia/ Gemeentearchief Den Haag
- Tekening en foto Spaarndammerplantsoen: Wikimedia / Nederlands Architectuurinstituut (NAi)
Deze pagina is gepubliceerd op 22 augustus 2012 en het laatst gewijzigd op 31 januari 2019.