Georganiseerd vermaak 1870-1914

Vrije tijd en de opkomst van de vermaaksindustrie

Gedurende de tweede helft van de 19de eeuw werd de wereld er een stuk vrolijker op. De welvaart van de Westerse bevolking nam snel toe en tegen de eeuwwisseling begonnen sommige landen bovendien de werktijden van werknemers te verkorten. Daardoor kregen mensen zowel meer vrije tijd als meer geld om uit te geven. Het lag voor de hand dat publiekelijk vermaak spekkoper was van deze ontwikkeling. Het gevolg was dat allerlei soorten nieuw vermaak ontstonden en dat oudere vormen in beter georganiseerde vorm beschikbaar kwamen. Vanaf ongeveer 1900 was er zonder meer sprake van een uitgebreide vermaaksindustrie en raakte men gewend aan het verschijnsel 'vrijetijdsbesteding'.


 

J.A. Rixens - Het bal van de Moulin Rouge. +/- 1900 (Bron: Wikimedia)

 

Vermaak tot  ± 1870

Tot halverwege de 19de eeuw was 'vrije tijd' een concept dat eigenlijk alleen bekend was bij de rijke toplaag en tot op zekere hoogte de gegoede burgerij. De meeste mensen moesten zes dagen in de week werken en op zondag naar de kerk. Binnen dat schema was er maar weinig ruimte voor zaken als hobby's, theater- en concertbezoek of dagtochtjes en vakanties.

Dat wil niet zeggen dat mensen nooit iets deden om zich te vermaken. Integendeel, er was van alles gaande zoals de onderstaande aangelegenheden: 

  • Kermissen, jaarmarkten en (christelijke) feesten.
  • Vrijblijvende sporten en spellen en wedstrijdjes georganiseerd door de plaatselijke kroeg.
  • Rondreizende toneelgezelschappen.
  • Picknicks en wandelingetjes in het park op mooie zondagen. Daarbij trokken mensen ook wel de stad uit naar het omringende platteland. 

Wat echter opvalt is dat veel van deze bezigheden tamelijk spontaan en ongeorganiseerd waren, tenzij het openbare feesten betrof. Het is vooral dat ongeorganiseerde karakter dat vanaf 1870 zou veranderen.  

 

Emile Klaus - Picknick. 1887 (Bron: Wikimedia) Blijkbaar was er een verschil in picknickplaatsen voor de welgestelden (aan de overkant van het water) en arbeiders (op de voorgrond).

 

Redenen voor het ontstaan van meer vermaak

De groei van welvaart en vrije tijd waren dus onlosmakelijk met elkaar verbonden en leidde tot meer mogelijkheden voor mensen om zich te vermaken. Om precies te zijn kwam dat voort uit de volgende oorzaken:

  • Er kwamen betere werkomstandigheden, waaronder een verkorting van de werktijd. Eerst kwam er de vrije zaterdagmiddag, rond de eeuwwisseling volgde in veel landen een kortere werkdag.
  • De industrialisatie zorgde in de laatste decennia van de 19de eeuw voor een toestroom van betere banen, waardoor een uitgebreide middenklasse ontstond die zich meer kon veroorloven dan de lagere klassen.
  • De lonen van alle werknemers liepen, zeker na 1890, sterk op waardoor in de nieuwe eeuw ook de arbeidersklasse zich steeds meer kon veroorloven. Al moet men zich daar nog niet teveel bij voorstellen.
  • Door de vele nieuwe (en goedkopere) vervoersmiddelen werd het voor mensen mogelijk om uit een veel groter aanbod van activiteiten te kiezen. Met name de trein heeft hierbij een belangrijke rol gespeeld.

 

Nieuwe vrijetijdsbestedingen

Het gevolg was een sterke uitbreiding van activiteiten in allerlei sectoren die vermaak boden. Vaak kwamen deze rond de eeuwwisseling echt tot bloei, hoewel ze toen al wat langer bestonden. De nieuwe vrijetijdsbestedingen vallen grofweg onder te verdelen in de volgende categorieën:

  • Gedrukte media en bibliotheken. Leesboeken en tijdschriften vonden plotseling een veel groter publiek. Dat was ook te danken aan verbeterde drukmethoden waardoor beiden veel goedkoper konden worden geproduceerd als voorheen. Het zou echter weinig zin hebben gehad als mensen de tijd hadden gemist om ze te lezen. In het kielzog van deze ontwikkelingen ontstond ook de openbare bibliotheek annex leeszaal.
  • Uitgaansleven. Het culturele avondleven in de vorm van theater, concerten en opera, werd flink gestimuleerd.
  • Verenigingen en sport. De gezelschapsvereniging of club was een van de vele nieuwe concepten die tijdens de tweede helft van de 19de eeuw vorm kreeg. Aanvankelijk waren deze wel sterk op de jeugd gericht. De twee belangrijkste soorten verenigingen waren dan ook jeugdverenigingen en sportclubs. Deze laatsten brachten nog een ander nieuwtje mee: het tegen elkaar spelen in een competitie. Lees hier meer over de opkomst van de georganiseerde sport in Nederland.

 

Albert Chevallier Tayler - Kent versus Lancashire. 1906 (Bron: Wikimedia)              Cricket is een van oudste georganiseerde sporten ter wereld.

 

  • Toerisme. Het moge duidelijk zijn dat dit meer dan de andere activiteiten het gevolg was van nieuw vervoer. De trein maakte het mogelijk veel grotere afstanden in een dag tijd af te leggen dan voorheen. Hij ging al gauw vier tot vijf keer sneller dan de koets of trekschuit.  Hierdoor nam in eerste instantie dagtoerisme sterk in omvang toe. Later, toen de treinreis ook gecombineerd kon worden met een tocht op een stoomboot, kwamen steeds verdere bestemmingen in het vizier.
  • Parken. De behoefte aan parken waar men een paar uurtjes 'aangenaam kon verpozen' of waar diegenen die nog op zoek waren naar een partner konden 'flaneren' nam snel toe. Daardoor schoten de stadsparken en dierentuinen als paddenstoelen uit de grond. In stadsparken werd behalve gewandeld trouwens ook vaak gefietst.
  • Pretparken. Vanaf 1900 kwam de elektrische tram in zwang. Trambedrijven hadden hun eigen elektriciteitscentrales. Deze hadden echter een overcapaciteit en daar zocht men een bestemming voor. Deze werd gevonden in de bouw van pretparken, doorgaans aan de rand van de stad. Dat sloeg aan, vooral bij de jeugd.
  • Bioscopen. Halverwege de jaren '90 werd de cinematograaf uitgevonden. Deze werd meteen een doorslaand succes. Het nieuwe fenomeen van 'de bioscoop', waarin men films kon gaan bekijken, verspreidde zich na de eeuwwisseling razendsnel over de wereld. De mens had er een nieuwe, verrassende en betaalbare vorm van vermaak bij. Deze telde overigens wel expliciet als volksvermaak. De culturele elite moest er lange tijd niets van hebben.

 

Duitse ansichtkaart van een jaarmarkt met een 'kinematograph', een rondreizende voorloper van de bioscoop. +/- 1900 (Bron:Wikimedia)

 

Steden van Vermaak

Zoals dat eigenlijk nog vaak gaat, waren er een aantal steden die meer dan andere plaatsen een rol speelden in de nieuwe vermaaksindustrie. Hier waren centra van bepaalde vormen van vermaak die, ook dankzij het nieuwe toerisme, wereldfaam verwierven. Mensen trokken van heinde en ver naar deze steden.

Opvallend waren onder meer:

  • Parijs, dat onder invloed van het belle époque uitgroeide tot de grootste vermaaksstad ter wereld. Dat was onder meer op het gebied van toneel, bal masqués, nachtclubs (de Moulin Rouge) en restaurants (het ontstaan van de Franse keuken), maar kwam ook door het organiseren van meerdere wereldtentoonstellingen.
  • New Orleans, waar de samenkomst van veel verschillende culturen tot een bijzonder muziekscène leidde. De gevolgen daarvan zouden wereldwijd bekend worden als jazz en dixieland.
  • Wenen, waar zowel het culturele theaterleven in de vorm van operette, opera en toneel als het volksvermaak in de bierhallen, bordelen en het Prater 24 uur per dagen op volle toeren draaiden.
  • Londen, waar met name het variété theater voor het gewone volk  tot ongekende bloei kwam, al liet het meer serieuze theater zich ook niet onbetuigd. 

 

Gustav Klimt - Zaal met toeschouwers in het oude Burgtheater in Wenen. 1888  (Bron: Wikimedia)

 

Bronnen

  • Bank J., Buuren M. van - '1900: Hoogtij van burgerlijke cultuur.' Den Haag 2000
  • Blom Ph. - 'De duizelingwekkende jaren. Europa 1900-1914.' Amsterdam 2010.
  • Bullock A. - 'The double image.' in: M. Bradbury, J. McFarlane (ed) - 'Modernism 1890-1930.' (p. 58-70), Harmondsworth 1976
  • Bodanis D. - 'Het elektrisch universum: een geschiedenis van elektriciteit.' Amsterdam 2005
  • Opitz P.J. - 'De kroniek van onze eeuw. 1900-1909.' Utrecht 1998

 

Deze pagina is gepubliceerd op 6 december 2011 en het laatst gewijzigd op 21 augustus 2018.