Uitvinding van de spijkerbroek
Stevige werkbroeken voor goudzoekers
De spijkerbroek heeft nog altijd een stoer imago. Dat is volledig in overeenstemming met de manier waarop dit kledingstuk is ontstaan en populair geworden. Levi Strauss, de geestelijk vader van de jeans, was zelf een nette zakenman en kleermaker, maar wel eentje met lef en een avontuurlijke mentaliteit. Hij vertrok naar het wilde westen waar hij broeken voor goudzoekers zou gaan maken. Dat zou leiden tot een wereldwijd zakenimperium en een eeuwige verbintenis van zijn naam met spijkerkleding. Hoewel hij de nodige dank verschuldigd was aan zijn latere compagnon Jacob Davis, aan wie het patent op de uitvinding van de spijkerbroek uiteindelijk te danken was.
Affiche voor het toneelstuk Blue Jeans - will never wear out, geschreven door Joseph Arthur. 1899
Van Löb naar Levi Strauss
Löb Strauss (1829-1909) was een joodse Duitser en kind van een stofverkoper uit Beieren. Na het overlijden van zijn vader besloten hij, zijn moeder en nog andere gezinsleden om de anti-semitische sentimenten in Europa te ontvluchten en naar Amerika te emigreren. Daar hadden twee stiefbroers uit een eerder huwelijk van zijn vader, Jonas en Louis, zich al gevestigd en een bedrijf gesticht. In 1847 kwamen het gezin aan in New York, waar het bleef wonen.
De jonge Löb werkte de volgende twee jaar als marskramer voor het bedrijf van zijn stiefbroers. Hij verkocht onder meer zeildoek en naaigerei. Ondertussen veranderde hij zijn te Duitse naam in Levi.
Goudzoekers in San Francisco
Halverwege de 19de eeuw was Californië nog grotendeels onherbergzaam, slecht bereikbaar pioniersgebied. In 1848 gebeurde er echter iets opmerkelijks: iemand vond er twee korreltjes goud in de buurt van het gehucht San Francisco. Het gevolg was dat binnen een jaar tijd tienduizenden geharde mannen, vaak van dubieus allooi, zich in barakken bij San Francisco vestigden. Voorzien van spullen die nodig waren bij het zoeken naar goud kropen ze daar voortaan bijna dagelijks over de grond. De Californische goudkoorts was een feit.
Het 'wilde westen' was hiermee ook een feit, want de goudzoekers konden elkaars bloed wel drinken en bovendien was hun bandeloze levenswijze al snel berucht. Vooral teleurstellingen wat betreft het vinden van goud konden spetterende confrontaties opleveren.
Julian Ashton - The Prospector (De goudzoeker). 1889
Een eigen zaak in San Francisco
Rons 1850 vestigde Levi Strauss zich namens het familiebedrijf in Louisville, Kentucky, terwijl zwager David Stern (1820-1875), getrouwd met Levi's zus Fanny, zich in St. Louis, Missouri zou vestigen. Rond 1853 vertrok dit gezin naar booming San Francisco waar Levi hen in 1854 zou volgen. Hij had opdracht gekregen de handel van de stiefbroers daar uit te breiden. Ze begonnen er een eigen zaak in fournituren, zeildoek, hemden, hoeden en allerlei aanverwante producten, bevoorraadt door de stiefbroers vanuit New York. Hij begon er tevens met de fabricage van tenten, een onmisbaar attribuut voor de goudzoeker.
De nette heren Strauss en Stern vestigden zich probleemloos tussen het rauwe volk in, behalve dat ze niet zelf over de grond kropen op zoek naar een wonder.
Een kledingstuk speciaal voor goudzoekers
De meeste andere inwoners van de nieuwe stad deed dat dus wel, waarbij ze bovendien te maken hadden met een nogal stenige ondergrond. En daar waren hun kleren helemaal niet op bedacht. Toch kwam er lange tijd niemand op het idee daar iets aan te doen. Dat veranderde toen kledingimporteur Strauss op straat werd aangeklampt door een wanhopige goudzoeker. Deze wilde nu eindelijk eens een broek die wél bestand was tegen de rauwe omstandigheden van zijn bestaan of toch tenminste wat langer dan een week of wat. Levi bestelde onmiddellijk de meest stevige broeken die zijn familie in New York in het assortiment had.
Levi Strauss in 1850.
Broeken van zeildoek
De stevige broeken waren een verbetering, maar toch onvoldoende. Er was iets nieuws nodig. Strauss besloot zelf kleding te gaan maken en begon een eigen atelier aan de Battery Street. Vanaf ongeveer 1866 kocht hij alleen nog stof in bij zijn familie en maakte hij de broeken zelf. Daartoe koos hij een oerdegelijke stof waar hij al goed bekend mee was, namelijk zeildoek.
In eerste instantie gebruikte hij het zogeheten burat de Nîmes. Dat was een uit de Franse stad Nîmes afkomstige, ruige, bruine zeildoek die werd geweven uit katoenafval. Deze stof was onverslijtbaar, maar schuurde zelfs voor de stoere goudzoekers wat te erg.
Daarop stapte hij over op serge de Nîmes. Ook een stevig materiaal, maar mooier en zachter dan burat. Serge kenmerkte zich doordat de horizontale draad van het weefsel indigoblauw was en de verticale ongekleurd.
Het blauw stond bekend als Genuees blauw, in het Frans blue de Gênes. Dat zou later in het Amerikaans verbasteren tot blue jeans. Deze stof bestond trouwens ook uit katoen.
Serge de Nîmes was een succes en zou aan de basis blijven staan van alle jeansstof. Later zou de benaming voor deze en aanverwante stoffen worden veramerikaniseerd tot denim.
De broeken die Strauss maakte waren voorzien van een gulpsluiting met zes grote klinknagels. De vijf voor een spijkerbroek typische zakken ontstonden ook al meteen. Het kleine zakje rechtsvoor is om een horloge in te bewaren.
Ander affiche voor het toneelstuk Blue Jeans - will never wear out, geschreven door Joseph Arthur. 1899. Hierop wordt de fameuze 'cirkelzaag scène' afgebeeld.
Jacob Davis en broeken met klinknagels
De stof maakte de broek echter nog niet tot een spijkerbroek en gaf ook geen reden tot een patentaanvraag. Daarvoor waren een stel klinknagels (spijkers!) nodig en ene Jacob W. Davis (1831-1908).
Jacob Davis was een Amerikaan van Letse afkomst die Riga had verruild voor Reno in Nevada. Hij was kleermaker van beroep en kocht binnen dat kader vaak spullen van de familie Strauss. Dat had veel te maken met het feit dat ook hij regelmatige delvers van verschillende typen edelmetaal in zijn zaak kreeg.
Er bestaan verschillende verhalen over hoe Davis op het idee van de klinknagels kwam. Volgens één van die verhalen kreeg hij ergens in 1871 een zilverexpert in zijn winkel die zich nogal ergerde aan het feit dat zijn broekzakken steeds losscheurden als hij ze 'vol klompjes' stopte. Davis zag wel een mogelijkheid dit probleem op te lossen. Hij werkte ook veel met paardendekens en die werden aan de riemen van het paardentuig bevestigd met klinknagels. Nu nam hij wat van die klinknagels en nagelde die op de naden van de broekzakken zoals hij dat bij een paardendeken zou doen. De klant was helemaal in de wolken en Davis besefte dat hij een bijzonder goed idee had gehad.
Samenwerking tussen Strauss en Davis
Een jaar of twee later schreef Davis een brief aan Levi Strauss. Hij had patent willen aanvragen op zijn broek met klinknagels, maar het ontbrak hem aan de $68 die daarvoor nodig waren. Nu hoopte hij de buit met Strauss te delen onder voorwaarde dat die het octrooi betaalde. Daarbij had hij een goede verdeelsleutel in gedachten: de familie Strauss zou de exclusieve verkooprechten voor de oostkust krijgen en Davis die voor de rest van de VS.
Levi Strauss was natuurlijk te zeer zakenman om met zo’n deal akkoord te gaan, maar hij was wel enthousiast over de broek met klinknagels op de zakken. Hij was echter geen dief. Hij bood Davis een vennootschap aan in de firma Levi Strauss & Co. In mei 1873 werd het contract ondertekend. Davis werd hoofd van de afdeling 'werkbroeken', Strauss van de rest van het, inmiddels al flink grote, textielbedrijf.
Een tak van het bedrijf fabriceerde ondertussen trouwens zijn eigen denim. Dat was toch weer iets zwaarder dan het oorspronkelijke serge de Nîmes.
Links: Levi Strauss (voor 1902). Rechts: Jacob W. Davis (voor 1908).
Het patent op de spijkerbroek
Strauss en Davis vroegen samen het patent aan. Dat bleken ze niet zomaar te krijgen, want er waren al eens soldatenlaarzen met klinknagels op de naden gepatenteerd. Daarom moesten ze zich beperken tot het idee van klinknagels op de vijf steekzakken in de broek. Nog in 1873 werd het octrooi hierop toegekend.
De eerste jeans, nu nog steeds bekend als de 501, was hiermee al vrij compleet. De stof was bepaald, de vijf steekzakken zaten waar ze altijd zouden blijven zitten en de gulp en zakken waren voorzien van klinknagels. Destijds stond de broek bekend als een taille overall, oftewel een werkbroek die bij de taille ophield.
In latere tijden zouden fabrikanten overigens de echte klinknagels van de achterzakken verwijderen, omdat die teveel schade veroorzaakten aan het meubilair en er platte siernagels voor in de plaats nemen.
Patenttekening voor de spijkerbroek. Mei 1873.
De spijkerbroek wordt merkkleding
In de jaren '80 van de 19de eeuw werd de weg ingeslagen die de jeans van Levi Strauss tot merkkleding zou maken. Dat kwam door twee toevoegingen aan de broek:
-
In 1883 werd er een V-vorm in oranje garen op de achterzakken genaaid. Dat was een symbolische voorstelling van een arend. Oranje werd gekozen omdat die de kleur van de klinknagels het dichtst benaderde.
-
In 1886 werd het etiket bedacht met daarop twee paarden die tevergeefs proberen de Levi’s kapot te trekken.
De verovering van de wereld
Levi Strauss zou een groot zakenimperium opbouwen en vele malen rijker worden dan de meeste goudzoekers voor wie hij ooit broeken maakte. In 1902 kwam hij echter op 80-jarige leeftijd te overlijden, waardoor hij net niet meer meemaakte hoe zijn spijkerbroek de wereld veroverde.
In 1903 ging namelijk de film The Great Train Robbery in première. Dit was de allereerste western uit de geschiedenis. Alle acteurs in deze film, zowel de goeie als de slechte, droegen een spijkerbroek. Deze sloeg net zo in bij kijkers over de hele wereld als de film zelf.
Scène uit The Great Train Robbery. 1903
Bronnen
-
Grauls, M. - 'De uitvinders van het dagelijks leven.' Leuven 2000
-
Wikipedia (nl.wikipedia.org) - 'Spijkerbroek'. (4-4-2012)
- Wikipedia (en.wikipedia.org) - 'Levi Strauss' / 'David Stern (businessman)' (27-5-2019)
-
www.spijkerbroek.nl/jeans-geschiedenis (4-4-2012)
Afbeeldingen
- Wikimedia Commons (www.commons.wikimedia.org)
Deze pagina is gepubliceerd op 4 april 2012 en voor het laatst gewijzigd op 29 mei 2019.