Bioscopen en cinema tot 1914

Het doorslaande succes van een nieuw volksvermaak

De film had geen lange aanloopperiode nodig om een internationaal succesnummer te worden. In de vrij korte periode die verstreek tussen de uitvinding van de cinematograaf in 1894 en het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 ontstond feitelijk de gehele filmindustrie zoals wij die nu nog kennen, inclusief producenten, studio's sterren en bijna alle bekende genres. Ook werd Hollywood gesticht, al zou het succes daarvan pas later vorm krijgen. Het enige dat nog een flinke tijd zou ontbreken was de geluidsfilm.


 

Affiche voor de zogeheten Vitascope, de eerste bioscoop van Edison. 1896 (Bron:Wikimedia)

 

Een nieuwe vorm van amusement?

Was het vertonen van films amusement? In het prille begin van de cinema, na de uitvinding van de cinematograaf, was men daar nog niet van overtuigd. De eerste vertoningen van de ultra korte, non-fictie filmpjes in 1895 wekte niets dan verwondering bij het publiek. Dat was echter niet vreemd omdat de bezoekers nog nooit bewegende beelden hadden gezien. Binnen dat kader was alles betoverend. Het duurde echter nog geen jaar voordat het nieuwtje er een beetje af was en de belangstelling alweer begon in te zakken. Even leek het erop dat film vooral een toekomst zou krijgen als wetenschappelijk hulpmiddel.

Dat bleek echter een korte crisis. Er waren al teveel ondernemers die de smaak te pakken hadden gekregen en die begrepen dat het nieuwe medium wel degelijk een succesvolle vorm van vermaak kon opleveren als daar maar wat meer moeite voor werd gedaan. Het voordeel dat ondernemers hadden met filmvertoningen was dat je er grotere groepen mensen tegelijkertijd naar kon laten kijken, waardoor het een interessante investering was. En dus lieten ze dit nieuwe concept niet zomaar schieten.

 

De eerste filmvertoningen

De allereerste openbare filmvertoning kwam niet op naam van de Louis en Auguste Lumière, de uitvinders van de cinematograaf,  te staan al wordt dat vaak wel gedacht. Het waren twee andere broers, Max en Emil Skladanowsky, die op 1 november 1895 een film aan betalend publiek vertoonden in de 'Wintergarten' in Berlijn. Zij hadden hun eigen apparaat ontworpen en noemden hun voorstelling 'Das Bioskop'. Het publiek was laaiend enthousiast. Het apparaat was echter inferieur aan de cinematograaf, waardoor de Skladanowsky's uiteindelijk toch niet veel naam zouden maken. Al moge het duidelijk zijn dat het idee van film makende broers zo oud is als de film zelf.

Hoe dan ook, de gebroeders Lumière gaven in december van dat jaar hun eerste betaalde filmvertoning in Parijs. Deze was van een beduidend betere kwaliteit en zou veel meer vervolg krijgen.

 

Max en Emil Skladanowsky. Ergens tussen 1895 en 1900 (Bron: Wikimedia)   

 

Rondreizende bioscopen

Het woord 'bioscoop' stamt uit het grieks en betekent 'levend zien'. De uitvinding van de film leidde niet meteen tot de uitvinding van de bioscoop. Deze is ook meer ontstaan dan uitgevonden.

Na de eerste filmvertoningen kwamen er aanvankelijk alleen rondreizende bioscopen die in tenten op kermissen en jaarmarkten stonden of bijvoorbeeld in de buurt van cafés. Al snel reisden veel exploitanten met een eigen voorstelling rond, ook in Nederland. Dit overaanbod was een belangrijke reden voor het tijdelijk inzakken van de belangstelling.

Exploitanten reageerden hier in eerste instantie op door de tenten beduidend luxer te maken. Er werd live muziek toegevoegd en een 'explicateur' legde de film uit aan het publiek. Ondertussen werden ook de films langer (sommige duurden wel 20 minuten) en werden er een voorstellingen ingepland van een vol uur. De toegangsprijzen gingen echter (nog) niet omhoog, zodat mensen beduidend meer waar kregen voor hun geld.

Rond 1900 werd een andere nieuwigheid gepresenteerd, namelijk de 'film met geluid'. Dit was een film waarbij een verdekt opgstelde en aangepaste grammofoon oftwel 'chronomégaphone' het geluid verzorgde.

 

Bioscoopexploitant Gaumont adverteert zijn film met chronomégaphone. 1902 (Bron: Wikimedia)

 

Bioscopen op een vaste plek

Ondertussen pikten varieté-theaters het nieuwe medium ook op en werden er films vertoond in winkeletalages. Het idee van een vaste plek om films te vertonen kreeg hiermee vorm.

De eerste vaste cinema of bioscoop opende in 1896 zijn deuren op 623 Canal Street te New Orleans. Hij luisterde naar de tot de verbeelding sprekende naam 'Vitascope Hall'. De vitascoop was overigens een door Edison ontworpen variant op de cinematograaf. In de Verenigde Staten zouden meer vaste bioscopen volgen.

In Europa liet dat nog even op zich wachten. Hier kreeg men eerst nog semi-vaste vestigingen. Er werd dan een pand gehuurd waar men twee of drie maanden een bepaald programma vertoonde. Dat is vanaf 1896 ook in Nederland voorgekomen. Bij ons was het Louis Lumière zelf die op deze manier als eerste een aantal steden heeft aangedaan, te beginnen bij Amsterdam.

Na de eeuwwisseling zouden vaste bioscopen het definitief winnen van de rondreizende. Gedurende het eerste decennium nam het aantal zelfs explosief toe. Tegen 1910 had iedere grote stad een bioscoop, eentje die massaal werd bezocht bovendien. In 1911 opende in Parijs het immense Palace Gaumont met plaats voor 3400 bezoekers zijn deuren. In 1912 telde Londen ongeveer 500 bioscopen en een stad als Manchester 111. In het landelijke Hongarije waren er toch nog 270 waarvan 92 in Boedapest. De VS kende in 1914 al het indrukwekkend aantal van 15.700 filmtheaters.

 

Louis Abel-Truchet - Het Gaumont. 1911 (Bron: Wikimedia) De grootste en chicste bioscoop ter wereld.

 

Hoogtijdagen van de stomme film

Het lag natuurlijk niet alleen aan de bioscoop dat de cinema zoveel succes oogste. Ook de inhoudelijke en technische veranderingen die het medium film in het eerste decennium van de 20ste eeuw doormaakte, droeg een belangrijk steentje bij. Vooral de overstap van non-fictie naar verhalende en langere films was van doorslaggevend belang. Daarop aansluitend speelde het ontstaan van het sterrendom en de daarmee gepaard gaande publiciteit een grote rol.

Tevens stapten er een aantal ondernemers naar voren die de zaken goed wisten te produceren, distribueren en verkopen. Dat bleef destijd meer in dezelfde handen dan tegenwoordig. Het betreft hier een eerste groep grote producers die zeer wel zouden varen bij het nieuwe medium, zoals de Franse broers Pathé.

Uiteindelijk beleefde de stomme film tussen 1910 en 1914 een grote bloeiperiode. Daarna zou de Eerste Wereldoorlog de groei wat temperen.

 

 

Affiche voor de film 'King Rene's daughter'. 1913 Maker onbekend.    (Bron: Wikimedia)

Maude Fealy was in de tijd van de stomme film steractrice van de beroemde filmregisseur en -producent Cecil B. DeMille.

 

Bronnen

  • J. Meidenbauer (red.) - 'Het grote boek van uitvindingen en ontdekkingen.' Lisse 2004
  • Ph. Blom - 'De duizelingwekkende jaren. Europa 1900-1914.' Amsterdam 2010
  • Bioscoopgeschiedenis (www.bioscoopgeschiedenis.com) - 'Bioscoopgeschiedenis en techniek.'
  • Filmgek (www.filmgek.nl) - 'Filmgeschiedenis'.

 

Deze pagina is gepubliceerd op 19 januari 2012 en het laatst bijgewerkt op 22 augustus 2018.