Vermaak in Parijs rond 1900

Zwierig centrum van het belle époque

Parijs was rond de eeuwwisseling een uitermate welvarende stad en dat staken de Parijzenaars niet onder stoelen of banken. Iedereen die het zich maar een beetje kon veroorloven stortte zich in het goede leven. Dat was in tal van sectoren te merken, zoals bijvoorbeeld in de kunst en de mode. Meer dan wat ook was het echter het Parijse uitgaansleven dat floreerde en tot dan toe ongekende vormen aannam. Toeristen van over de hele wereld kwamen toegestroomd om zich te storten op alle restaurants, theaters en nachtclubs. Ondertussen profileerde de stad zich internationaal nog meer door het organiseren van gigantische wereldtentoonstellingen. Daarmee was Parijs de onbetwiste hoofdstad van het belle époque. 


 

Jean Béraud - Bois de Boulogne. Datum onbekend (Bron: Wikimedia) Het Bois de Boulogne was en is het bekendste park van Parijs en rond 1900 dé plek om gezien te worden.

 

De dagindeling van de Parijse beau monde

In Parijs werd het gewone, dagelijkse leven van de beter bedeelden volledig ingericht op het welvarende tijdperk waarin men verzeild was geraakt. De adel, hoge burgers, en intellectuele elite, vaak betitelt als de beau monde (mooie wereld), begonnen de dag minzaam. Zo rond een uur of 11 was men toe aan een laat ontbijt en een glas champenoise. Om 4 uur 's middags nam men plaats aan een met damast gedekte tafel voor het middagmaal. Om tien uur 's avonds volgde tenslotte het copieuze avondmaal, met volgens goed Frans gebruik veel wijn.

Ondertussen hadden vooral de vrouwen exorbitant veel tijd nodig voor het maken van toilet. Het was namelijk niet de bedoeling dat je de hele dag in de dezelfde kleding liep. In de late middag mochten ze tussen de ochtend en avondkleding in echter wel een tijdje rondlopen in hun peignoir, een vrij nieuw en speciaal hiertoe ontworpen kledingstuk, niet minder luxe dan de rest uiteraard.  

Het moge duidelijk zijn dat dit alles enorm decadent was. Arbeiders stonden 12 uur achtereen in de fabriek. Pas in 1905 werd in Frankrijk een 10-urige werkdag ingevoerd, als een van de laatste landen in Europa.

 

Pierre-Georges Jeanniot- Het diner in het Ritz hotel. 1904 (Bron: Wikimedia)

 

Het Parijse uitgaansleven

Met name onder de gegoede burgerij werd de nieuwe welvaart duchtig gevierd. Men liet zich, gekleed in laatste mode, veelvuldig zien op de bal masqués en in de salons, bij het cabaret of de paardenrennen en in de theaters of casino’s. Nachtclubs en cafés schoten als paddenstoelen uit de grond en werden druk bezocht door toeristen. Ook flaneerde men graag over de brede boulevards van Baron Haussman of in een van de vele parken en hield van opzichtige opsmuk.

Ondertussen waren de Parijzenaren dol op nieuwigheden. Er hoefde maar iets georganiseerd te worden, bijvoorbeeld een wereldtentoonstelling of een wedstrijd in een nog nieuwe sport, en de mensen dromden samen om de eersten te zijn die het spektakel mochten aanschouwen.

Toch was er weinig zo succesvol als het theaterleven. Veel theaters lagen in de hippe kunstenaarswijk Montmartre. De meeste theaters vindt men aan de zuidkant van de heuvel die Montmartre in feite is, aan de Rue des Martyrs en de Boulevard de Clichy. Aan het begin van de 20e eeuw waren hier meer dan 40 locaties voor cafés, cabaret, muziek, theatervoorstellingen, en zelfs circusacts te vinden.

 

Ilya Repin - Parijs café. 1875 (Bron:Wikimedia) Een groot café met prachtige verlichting voor die tijd.

 

Er was echter ook een keerzijde. Het wilde nachtleven bracht velen in de financiële problemen. Met name intellectuelen en kunstenaars, die meestal geen vetpot tot hun beschikking hadden gingen er aan onderdoor. Vaak werden mensen er depressief van, toch al een typische ziekte van de tijd. Als gevolg hiervan zochten ze alleen maar extra hard naar de afleiding die Montmartre te bieden had en gaven ze zich over aan excessief gebruik van alcohol en drugs. Daarbij waren vooral opium en absint populair.

 

De Moulin Rouge en de cancan

Het meest roemruchte theater van tout Paris was de Moulin Rouge die in 1889 werd opgericht door Joseph Oller (1839-1922). Het theater, dat model zou staan voor veel latere nachtclubs aan de Boulevard de Clichy, in een gebouw met een rode windmolen op het dak. Men kon er cabaret, shows en artiesten bekijken. Daar waren veel gewaagde en extravagante acts bij, die vaak waren geïnspireerd op het circus. Beroemde kunstenaars en adellijke heren lieten zich er graag zien, soms wel meerdere keren per week, wat bijdroeg aan een nogal bohemien imago. De bekendste onder hen was waarschijnlijk kunstschilder Henri Toulouse-Lautrec (1864-1901), die heel wat scènes binnen de Moulin Rouge schilderde en er affiches voor maakte.

 

Eugène Galien-Laloue  - De Moulin Rouge 's avonds. 1906 (Bron: Wikimedia)              Een van de weinige afbeeldingen van de buitenkant.

 

De faam van deze nachtclub was niet in de laatste plaats te danken aan een nieuwe dans die in de Moulin Rouge werd gepropageerd en als erg pikant gold, namelijk de cancan. Bij deze dans gooiden danseressen de benen zo hoog de lucht in dat je hun knielange, met kant versierde onderbroeken kon zien. In grote delen van de westerse wereld werd er schande van gesproken, maar toch werd dit dé dans bij uitstek van het belle époque. Ook in Franse operettes werd hij bijvoorbeeld gedanst. De koningin van de cancan was echter danseres Louise Weber (1865-1929) die bekend werd onder haar bijnaam La Goulue (De hebberd) en die vooral optrad in de Moulin Rouge. 

 

Links: Henri-Jacques-Edouard Evenepoel - In de Moulin Rouge. 1897 Rechts: Henri Toulouse-Lautrec - Affiche voor optredens van La Goulue. 1891 (Bron: Wikimedia)

 

Le Chat Noir

Een theater dat, meer nog dan de Moulin Rouge, bekend werd door zijn cabaret was Le Chat Noir (de zwarte kat). Dit was een caféachtig theater dat in de hippe nieuwe wijk Montmartre was gelegen. Deze was in 1881 opgericht door Rodolphe Salis (1851-1897), leider van een klein theatergezelschap. Tijdens de inrichting van het theater op zijn eerste adres vond Salis een zwarte kat op straat. Het theater zou nog twee keer verhuizen en kwam uiteindelijk ook aan de Boulevard de Clichy terecht.

Le Chat Noir zou uitgroeien tot de intellectuele tegenhanger van de Moulin Rouge. Behalve cabaret werden er bijvoorbeeld ook literaire avonden georganiseerd, traden er chansonniers op en was de huispianist niemand minder dan componist Erik Satie zelf. Veertien jaar lang verscheen er ook een bij het theater horend tijdschrift met artikelen van vaste gasten als Guy de Maupassant en Emile Zola en illustraties van, jawel, Henri Toulouse-Lautrec.

In 1897 overleed Salis, waarna het cabaret werd gesloten. De combinatie van theater en café en cabaret en literatuur, zou echter veel navolging vinden in Europa. Ook de naam  zou nieuwe, vergelijkbare bestemmingen vinden.

 

 

Théophile Steinlen - Affiche voor een tournee van Le Chat Noir in andere steden. 1896 (Bron: Wikimedia)

Dit is de bekendste en feitelijk ook enige overgeleverde poster rondom dit theater.

 

Andere theaters

In het Parijs van het belle époque zat er echter niemand ooit verlegen om een voorstelling. Tal van andere theaters floreerden evengoed en toonden artiesten die beroemd waren of dat nog zouden worden. De Parijse opera deed niet onder voor de Weense en het meer serieuze Parijse toneel het meest fameuze ter wereld. Iedere zichzelf respecterende acteur of actrice hoopte ooit in Parijs te kunnen aantreden.

Veel theaters lagen, net als de Moulin Rouge en Le Chat Noir  in de hippe kunstenaarswijk Montmartre. De meeste theaters vindt men aan de zuidkant van de heuvel die Montmartre in feite is, aan de Rue des Martyrs en de al eerder genoemde Boulevard de Clichy. Aan het begin van de 20e eeuw waren hier meer dan 40 locaties voor cabaret, muziek, theatervoorstellingen en zelfs circusacts te vinden.

Een succesvol theater waarvan de naam nog steeds overbekend is, was het Folies Bergère. Dit werd in 1869 als opera geopend aan de Rue de Richer onder de naam Folies Trévise. In 1872 kreeg het zijn definitieve naam. Het programma lag dicht in de buurt van dat van de Moulin Rouge, met cabaret, spectaculaire shows met zang en dans en regelrechte circusacts. Veel artiesten traden dan ook in beide theaters op. Een goed voorbeeld daarvan was danseres Loïe Fuller, hoewel het Folies Bergère duidelijk haar thuisbasis was. Ze werd wereldberoemd met een feeërieke dansact vol wapperende stoffen, de zogeheten serpetine dance, die als belangrijke voorloper van de moderne dans wordt gezien.

 

Links: Jean de Paleologu - Affiche voor optredens Loïe Fuller in het Folies Bergère. Datum onbekend.

Rechts: Loïe Fuller in actie in 1902

(Bron: Wikimedia)

 

Van een heel andere orde was de Opera Garnier, ontworpen door architect Charles Garnier. In 1861 werd de bouw gestart, maar in 1875 opende dit bijzonder weelderige operagebouw pas zijn deuren. Daarna was het echter meer dan een eeuw lang de grootste opera van Europa met een oppervlakte van ruim 11.000 m2 en plaats voor 2131 toeschouwers. Het neoclassicistische, met veel bladgoud, fresco's en marmer opgetuigde gebouw was onmiddellijk een belangrijke bezienswaardigheid in Parijs. Het werd echter ook bekend omdat dit de opera was waarin auteur Gaston Leroux  rond 1910 zijn vermaarde Spook van de opera liet rondwaren.

Afgezien van de grootste opera bezat Parijs in het Palace Gaumont ook het grootste filmtheater ter wereld. Geen wonder wellicht als je bedenkt dat de cinema een Franse uitvinding was. Deze bioscoop opende in 1911 zijn deuren op een kruispunt van wegen in Montmartre, waaronder de Boulevard de Clichy.

Een al wat ouder en meer klassiek theater was de Comédie-Française ook bekend als het Théâtre-Français dat al in 1680 werd gevestigd. Hier werden en worden vooral klassieke (Franse) toneelstukken opgevoerd. Het is het belangrijkste theater onder de Parijse schouwburgen en ligt in het centrum van de stad. Het was ook hier dat actrice Sarah Bernhardt (1844-1923), de meest stralende ster van Parijs, haar debuut maakte. Uiteindelijk zou ze echter vooral furore maken in haar eigen schouwburg, het Theatre Sarah Bernhardt en het eveneens luisterrijke Theatre de la Renaissance, waar ze van 1893 tot 1899 ook directrice was.

 

Links: Alphonse Mucha - Poster voor het toneelstuk Dame met de Camelia's uit 1896. Deze rol zou altijd Sarah Bernhardts beste blijven.  

Rechts: Louis Béroud - De trap in de Opera Garnier. 1877

(Bron: Wikimedia)

 

Het Ritz hotel en de haute cuisine

De term haute cuisine (verfijnde kookkunst) verwijst naar een meergangendiner van kleine, maar exclusieve gerechten, welke meestal worden geserveerd in luxe restaurants en hotels. Het bestaat al sinds de 15de eeuw.

In het begin van de 20ste eeuw zou topkok Auguste Escoffier (1846-1935) de Franse keuken echter drastisch moderniseren, waardoor de haute cuisine zoals wij die nu nog kennen ontstond. Escoffier werkte als chef-kok in het Ritz in Parijs, maar later ook elders in Europa. In 1903 publiceerde hij zijn meesterwerk Le Guide Culinaire, waarin wel 5000 nauwkeurig uitgewerkte recepten staan. Belangrijk punt was dat Escoffier de gerechten ook wist onder te verdelen in logische overzichten. Verder zou hij de organisatie in de keuken drastisch moderniseren. Wereldwijd sloeg het allemaal in als een bom en bezorgde het de Franse keuken zijn onbetwistbare faam.

Dit begon dus in het Ritz hotel in Parijs dat in 1898 werd geopend door de Zwitserse hotelier César Ritz (1850-1918) die al verschillende luxe hotels in Europa bezat waaronder het Savoy in Londen. Hij droomde er echter van een hotel op te richten waarin de Parijse society, de chicste ter wereld, zich helemaal thuis zou voelen. Een droom die volledig uit zou komen (zie ook  de afbeelding van Jeanniot hoger op deze pagina). Mede dankzij de faam van zijn chef-kok werd dit dé plaats in Parijs om te gaan dineren.

 

Links: Auguste Escoffier in 1914. Rechts: César Ritz en zijn vrouw Marie-Louise in 1888. (Bron: Wikimedia)

 

Wereldtentoonstellingen

Wereldtentoonstellingen, ook wel Expo's genoemd, zijn grote internationale exposities die afwisselend in verschillende landen gehouden worden en waar deelnemende landen een beeld geven van hun economische, sociale, culturele en technische ontwikkeling. De eerste wereldtentoonstelling werd in 1851 in Londen gehouden in het vermaarde Crystal Palace na. Deze tentoonstelling was relatief gezien echter nog klein van aard en toonde vooral nieuwe producten.

Hierna nam het idee echter een enorme vlucht en zouden er nog vele decennia lang talloze expo's in tientallen steden worden georganiseerd, soms met een universeel karakter, soms gericht op een bepaald thema. Daarbij werden ze steeds groter van opzet. Destijds was het echter niet alleen een serieuze zaak. Gedeeltelijk waren het ook pretparken avant la lettre, met een reuzenrad en ander amusement.

Parijs was tot en met de tentoonstelling van 1900 vaker dan welke stad ook de gastheer van steeds uitzinnigere wereldtentoonstellingen. Deze werden namelijk geacht de grandeur van wat de Fransen zelf zagen als 'de hoofdstad van de wereld' te onderstrepen. De jaren waarin deze tentoonstellingen plaatsvonden waren 1855, 1867, 1878, 1889 en 1900. Waarbij vooral de laatste twee in het teken van het belle époque stonden. Na 1900 bleef het even stil aan het Parijse front. Pas in 1925 kwam er een nieuwe wereldtentoonstelling.  

 

 

Overzicht van de wereldtentoonstelling in 1889 met de Eiffeltoren als duidelijk markeringspunt. Ets uit 1889. (Bron: Wikimedia)

 

In 1889 stond Parijs het teken van een monument dat de wereld niet licht is vergeten. Het was namelijk voor deze wereldtentoonstelling dat ingenieur Gustav Eiffel (1832-1923) de Eiffeltoren bouwde, die dienst deed als toegangspoort. De bedoeling was om hem later weer af te breken, maar dat wilde uiteindelijk niemand meer. Er werd voor dit jaar gekozen omdat toen ook het 100-jarig jubileum van de Bestorming van de Bastille en het begin van de Franse Revolutie werd gevierd. Voor de tentoonstelling werd een reconstructie van de Bastille gebouwd, welke dienstdeed als bijeenkomstpunt en, uiteraard, balzaal.

De totale oppervlakte van het terrein bedroeg net geen vierkante kilometer. Een derde gebouw dat veel aandacht trok was het Palais des Machines, ontworpen door architect Ferdinand Dutert (1845-1906) en ingenieur Victor Contamin (1840-1893). Dit gebouw had een spanwijdte van 110,6 meter, een lengte van 432 meter en was opgetrokken uit louter smeedijzer en glas. Het was daarmee op afstand de grootste glas-ijzerconstructie ter wereld. Er waren muurschilderingen aangebracht en veel ramen waren van gekleurd glas. Het werd grotendeels gebruikt als expositieruimte.

 

Louis Béroud - De centrale koepel in de Galerie des Machines tijdens de tentoonstelling van 1889. 1889 (Bron: Wikimedia) Er is duidelijk sprake van een internationaal publiek. 

 

In 1900 pakte de stad echt goed. Het begin van de nieuwe eeuw werd in Parijs gevierd zoals nooit eerder vertoond. Er kwam een nieuwe wereldtentoonstelling van ongekende afmetingen onder de naam Exposition Universelle, die meer dan een half jaar (van 15 april tot 12 november) duurde. Bovendien werden de Olympische Spelen als onderdeel van dit evenement georganiseerd, waardoor ook deze vijf maanden duurde. Het waren de eerste spelen waaraan ook vrouwen deel mochten nemen.

Ondertussen werd de hele expo opgeluisterd door uitingen van Art Nouveau, de in de stad heersende kunststroming die op dat moment zijn belangrijkste bloeiperiode beleefde.

Ook werden er weer veel nieuwe gebouwen neergezet, waaronder het Gare de Lyon, het Grand Palais en een nieuwe, indrukwekkende toegang. Tevens werd de Parijse Metro tijden deze expo in gebruik genomen. Helemaal nieuw was alles echter niet, want zowel de Eiffeltoren als het Palais des Machines werden opnieuw in de opzet betrokken. Tal van belangwekkende uitvindingen werden tijdens deze expositie voor het eerst aan de mensen getoond. Veel landen hadden een eigen indrukwekkend paviljoen opgericht.

Uiteindelijk zouden meer dan 50 miljoen mensen deze totaalervaring bezoeken. En zo werd het jaar 1900 het verbijsterende middelpunt van het Parijse belle époque.

 

Lucien Baylac - Panoramisch overzicht van de wereldtentoonstelling 1900. 1900     (Bron: Wikimedia) Met op de achtergrond duidelijk hetzelfde terrein als bij de expo van 1889. 

 

Vermaak als industrie

Hoewel Parijs zijn romantische imago van kleine cafés, gezellige bistro's, lome parkjes en een licht pikant nachtleven nooit is kwijtgeraakt, groeide willekeurig vertier er uit tot een ware vermaaksindustrie. Tussen 1893 en 1913 verdubbelde de omzet binnen de branche. Dat kwam niet in de laatste plaats door de eindeloze stroom toeristen die echt overal vandaan toestroomden. Het idee dat Parijs de hoofdstad van de wereld was, klopte in deze jaren beslist wel.

 

 

Bronnen

  • Blom Ph. - 'De duizelingwekkende jaren. Europa 1900-1914.' Amsterdam 2010
  • Opitz P.J. - 'De kroniek van onze eeuw. 1900-1909.' Utrecht 1998
  • Wikipedia (nl.wikipedia.org) - 'Belle Époque' (26-4-2012)  / 'Moulin Rouge' /'Haute cuisine'/ 'Auguste Escoffier' / 'César Ritz' (21-9-2018) /  'Le Chat Noir' / 'Folies Bergère'/ 'Loïe Fuller' / 'Opera Garnier'/'Comédie-Française' / 'Sarah Bernhardt' (24-9-2018) / 'Wereldtentoonstelling' / 'Wereldtentoonstelling van 1889' / 'Palais des Machines' / 'Exposition Universelle (1900)' (25-9-2018)
  • Wikipedia (en,wikipedia.org) - 'Theatre de la Renaissance' (24-9-2018)
  • http://www.moulinrouge.fr/histoire (21-9-2018)
  • https://www.museumtv.nl/het-nachtelijke-leven-in-parijs (24-9-2018)

 

Deze pagina is gepubliceerd op 9 december 2011 en het laatst gewijzigd op 26 september 2018.