Geschiedenis van Floralia-verenigingen in de 19de eeuw
Beschaving door kamerplant in Nederland

In Nederland kreeg de kamerplant een onverwacht grote rol toebedeeld binnen het negentiende-eeuwse beschavingsoffensief. Al bleven initiatieven op de punt grotendeels binnen de jaren '70 en '80 van de negentiende eeuw. Toen beleefden zogenaamde Floralia-verenigingen in Nederland namelijk hun bloeiperiode. Floralia waren verenigingen die het houden van kamerplanten door 'minvermogenden' bevorderden. Dit om het contact met de natuur en daarmee de beschaving van het gewone volk te stimuleren. Als extra stok achter de deur konden mensen niettemin prijsjes winnen op jaarlijkse tentoonstelling die werden georganiseerd.

Carl Larsson - Bloemenvenster, 1894. Bron Wikimedia/ Nationaalmuseum (Stockholm).
Typische vensterbank voor de 19de eeuw, met bloemen en planten in eenvoudige terracottapotten met onderzetter.
Geschiedenis van de kamerplant in Nederland tot 1800
In Nederland begint de geschiedenis van de potplant ergens in de loop van de late middeleeuwen. Mensen gaan dan plantjes uit de familie van anjers, die ze anjelier noemden, in een pot houden. Dat betrof vooral witte en rode anjers die symbool stonden voor respectievelijk het Christuskind en Maria en kruidnagels die werden gebruikt in de keuken of voor medicinale doeleinden.
Dit gebeurde overigens door heel Europa heen, maar in de relatief welvarende Lage Landen waren ze eerder meer dan minder populairder dan elders. En dat zouden ze nog lang blijven, tot ver in de 19de eeuw.
Vanaf de 17de eeuw brengen Nederlandse scheepvaarders ook steeds vaker exotische planten uit verre landen mee terug naar huis. Om die te kunnen houden in een veel kouder klimaat ontstaan methodes van overdekte plantenteelt als kassen en oranjerieën. Dat is lange tijd echter alleen iets voor steenrijke liefhebbers. Toch verschenen er na 1600 enkele andere planten binnenshuis. Populair werden bijvoorbeeld vetplanten zoals aloë's.

Gerrit Dou - Meisje dat de planten water geeft, 1655 (cropped). Bron: Wikimedia Commons/ The Wallace Collection
Het plantje is een anjelier. Gerrit Dou mocht, meer dan andere Nederlandse genreschilders uit de 17de eeuw, graag eens een anjelier in zijn schilderijen verwerken.
Nog specialer, zeker in de Republiek, werd de bloembol. Deze stond net als tegenwoordig vaak buiten, maar ook wel in een pot binnen. Tussen de zomer van 1636 en februari 1637 leidde een oplaaiende obsessie met bollen zelfs tot de beruchte tulpenmanie waarbij met grote bedragen geld werd gespeculeerd op tulpenbollen. gelukkig kwam daar weer snel een eind aan, maar het huwelijk tussen Nederland en de tulp was inmiddels bezegeld.
In de 18de eeuw vinden in de gehele westerse wereld enkele vernieuwingen plaats die een eeuw later zouden leiden tot de opkomst van de kamerplant zoals wij die kennen. Er werden bijvoorbeeld grotere ramen mogelijk, er kwamen professionele kwekers van planten voor zowel buiten als binnen en er kwamen meer verschillende en mooiere bloempotten beschikbaar.

Jacob Marrel - Vier tulpen met insecten en een kleinere bloem, ±1640. Bron: Wikimedia Commons/ Rijksmuseum
Dubbele pagina uit een zogeheten tulpenboek, waarin een kunstenaar tekeningen van tulpen had verzameld. Halverwege de 17de eeuw hebben meerdere Nederlandse schilders zulke boeken gemaakt. Bij de drie meest rechtse tulpen staat een naam te weten: Noons Wÿt, S. Pietter en Admiral Pottenbacker.
De opkomst van de kamerplant
In de jaren '30 en '40 van de negentiende eeuw verschenen de eerste bladerplanten in huizen, zij het aanvankelijk toch weer vooral in welgestelde huizen. Omdat zelfs die huizen in weerwil van de grotere ramen nog steeds te koud, te donker en te bedompt waren voor de meeste planten, kwamen sterke bladerplanten in beeld als meest geschikt. Varens, palmen, aspidistra's en yucca's werden bijvoorbeeld veel gekozen.
Na 1850 gaat het opeens hard met de kamerplant. Daar waren meerdere redenen voor, zoals een groeiende welvaart waardoor steeds meer mensen planten konden betalen, verbeteringen binnen de professionele plantenteelt en het groeiende besef dat planten goed zijn voor de gezondheid en luchtkwaliteit in huis. De kamerplant paste echter ook prima bij de nieuwe victoriaanse mens die een gezellig huis wilde vol spullen, stoffen en krullerige meubels.

Mathias Grösser - Werkkamer (van een schilder of kunstverzamelaar), 1844. Bron: Wikimedia Commons/ Weens Museum
Typische inrichting met planten voor de jaren '40 van de 19de eeuw.
Urbanisatie
Erg belangrijk was echter ook de grootschalige urbanisatie van de westerse wereld in de tweede helft van de 19de eeuw. De angst het contact met de natuur te verliezen door het leven in de stad, greep om zich heen. De kamerplant was één van de middelen die dat tegen moest gaan.
Welgestelde burgers, ook geïnteresseerd in oranjerieën en serres, zetten steeds meer planten in huis. Vaak kregen deze een plek naast grote boekketten in vazen, dierenvachten, grote veren en/of vogeltjes in kooien. Hoewel dat in Nederland gemiddeld genomen wat soberder uitpakte dan in veel andere Europese landen.

Gustave Léonard de Jonghe - Vrouw in het geel, 1875. Wikimedia Commons/ Clark Art Institute
Deze chique, waarschijnlijk Vlaamse dame doet er van alles aan zich te omringen met natuur. De vele tijgervachten op schilderijen uit de 19de eeuw geven ons een naar gevoel, maar de victoriaanse mens, sowieso goed in dubbele moraal, zag er iets positiefs in. Niettemin laat ook dit schilderij zien dat de levende natuur wint.
Volksopvoeders ontdekken de kamerplant
Vanaf ongeveer 1870 stonden er vooral in Noord-Europa mensen op die meenden dat juist ook de lagere stadse klassen gebaat waren bij natuur in huis. Dit gebeurde binnen het grotere kader van de volksopvoeding die deze klassen meer beschaving bij moest brengen. Het was een logische gedachte voor de volksopvoeders: als ze al bang waren voor wat vervreemding van de natuur met henzelf zou doen, lag het voor de hand te denken dat de gezinnen van arbeiders en dagloners helemaal geslagen waren door die vervreemding.
Arbeiders woonden vaak in kommervolle wijken midden in de stad en brachten 10, 12 of zelfs 16 uur per dag door in een fabriek vol ongezonde luchten. In tegenstelling tot beter bedeelde burgers hoefden ze niet te hopen op een woning met een tuin en konden ze dagjes uit naar buitengebieden niet betalen. Daar zou in latere jaren ook wel iets aan veranderen, maar voorlopig kon men deze mensen alleen van hun vervreemding en hun vermeende onbeschaafde gedrag afhelpen door te zorgen dat ze plantjes in huis namen.
Vooral in Groot-Brittannië, Scandinavië, Duitsland, Nederland en België kreeg dit idee aandacht, maar het werd niet in ieder land hetzelfde ingevuld. In Nederland raakten progressief liberale hervormers rond 1870 bovengemiddeld enthousiast over de kamerplant als potentieel middel tot beschaving en werden er speciale verenigingen voor opgericht, de zogeheten Floralia-verenigingen.

Sven Jørgensen - Werkloos, 1888. Bron: Wikimedia Commons/ National Museum of Art, Architecture and Design (Oslo)
Dit Noorse arbeidersgezin heeft netjes twee plantjes op de vensterbank staan, maar dat kon niet voorkomen dat er slecht nieuws kwam.
Romeinse Floralia: bron van inspiratie?
De naam Floralia stamt uit de Romeinse tijd en verwijst naar een jaarlijks terugkerend bloemenfeest ter ere van Flora, godin van bloemen, planten en vruchtbaarheid. Ten tijde van de Republiek (509 - 27 v. Chr) vond dit festival plaats op 27 of 28 april volgens de Juliaanse kalander. Tijdens het Keizerrijk (27 v. Chr. - 395 na Chr.) werden er Ludi Florae oftewel Bloemenspelen georganiseerd, een evenement bestaande uit toneel en sport dat zes dagen duurde, van 29 april t/m 3 mei.
Het feest had een los en vrolijk tot ronduit liederlijk karakter en was meer bedoeld voor het gewone volk ('de plebejers') dan de meeste andere Romeinse feesten. Volgens een bron hadden prostitués een expliciete rol in het feest. Ze dansten naakt rond en bootsten gladiatorengevechten na. De godin zelf werd voorgesteld als een meisje met een bloemenkrans om haar hoofd. Vanzelf kreeg zij de nodige offers aangereikt.
Mensen mochten gekleurde kleding dragen, waar ze op andere religieuze feesten in het wit werden verwacht. Ook droegen ze bloemen op hun kleding of in hun haar, veelal planten die symbool stonden voor vruchtbaarheid als wikke (bonen) en lupine. Het feest werd verder opgesierd met loslopende hazen en bokken, ook tekens van vruchtbaarheid.
Het moge duidelijk zijn dat de naam Floralia het enige was dat de Nederlandse verenigingen gemeen hadden met dit Romeinse voorbeeld. Volksopvoeders wilden liederlijk gedrag immers juist tegengaan. Daarmee is de naamgeving wel wat curieus te noemen.

Hobbe Smith - Floralia, 1898. Wikimedia Commons
Zwierige verbeelding van een Romeins Floralia feest door een Nederlandse kunstenaar.
Oprichting van de Floralia-verenigingen
Het begon in 1871 met bloemist R. Wind uit Zwolle. Hij wilde de levens van de stedelijke onderklassen 'opwekken' met gratis bloemen. Er kwam een organiserend comité dat Flora werd genoemd. De adellijke Douairière Backer nam de kosten voor haar rekening. In het voorjaar deelde men bloemzaadjes uit en aan het eind van de zomer werd een tentoonstelling georganiseerd. Daar kon men de opgekweekte bloemen tonen en de beste exemplaren kregen een prijsje.
Hierna volgden vergelijkbare initiatieven, waarbij soms ook stekjes van planten werden uitgedeeld naast of in plaats van bloemzaadjes. Dat was wel tegen een lage, vooral symbolische prijs. Strikt Nederlands was dit overigens nog niet, want in Engeland kwamen vergelijkbare initiatieven van de grond.
In 1873 werd het idee opgepikt door de predikant en schrijver Marie Adrien Perk (1834-1916), die een jaar eerder voorganger was geworden van de Waalse Kerk in Amsterdam. Hij was een energieke en betrokken man die actief lid was en was geweest van tal van verenigingen en organisaties die maatschappelijke verbeteringen nastreefden, waaronder het Rode Kruis en de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen.

Maker onbekend - Marie Adrien Perk, 1869. Bron: Wikimedia Commons/ Regionaal Archief Dordrecht
De foto is vier jaar voor de oprichting van de Floralia genomen. Perk was trouwens de vader van Jacques Perk, die de bekendste dichter van de Tachtigers zou worden.
In 1873 stond Perk aan de wieg van een vereniging die het weggeven van stekjes en het houden van tentoonstellingen structureel ging organiseren. Als naam stelde hij Floralia voor, naar de bloemenfeesten uit de Romeinse tijd. Officieel heette het als volgt: Floralia, Vereeniging tot Volksontwikkeling door het kweeken van planten. Blijkbaar had de predikant er genoeg vertrouwen in dat hij het liederlijke karakter van de oorspronkelijke feesten buiten de deur kon houden, wat terecht bleek.
Hoe dan ook, het initiatief sloeg aan en kreeg al snel navolging door heel Nederland. In de besturen van deze verenigingen zaten veel dominees, advocaten, artsen en kunstenaars, in het algemeen de intellectuele voorhoede van het beschavingsoffensief.
De initiatiefnemers hadden zeker goede bedoelingen met de Floralia al komen ze wat neerbuigend over. Volksopvoeders van rond 1900 waren een medaille met twee kanten: enerzijds behandelden ze mensen uit lagere klassen paternalistisch en arrogant, anderzijds was hun behoefte iets aan de slechte leefomstandigheden van arbeidersgezinnen te doen oprecht gemeend en deden ze zich er veel moeite voor.

Louise Abbéma - Flora, 1913. Bron: Wikimedia Commons
De altijd jonge bloemengodin in haar element.
Hooggespannen verwachtingen
Tegenwoordig begrijpen wij dat het verzorgen en kweken van planten een mens veel plezier en voldoening kan geven, maar dat het iemand niet zomaar tot een compleet ander mens zal maken. Destijds dacht velen echter dat de invloed wél van zo'n ingrijpende aard kon zijn. Kamerplanten waren nog een relatief nieuw fenomeen, waardoor men nog niet goed wist wat het houden ervan zou kunnen betekenen. Daardoor was het gemakkelijk er hooggespannen verwachtingen van te hebben, met de wens als vader van de gedachte.
Zo dacht men dat de floralia-verenigingen de onderstaande veranderingen zouden bewerkstelligen.
- Een verbeterde mentaliteit van de arbeidende klasse
Ruw gedrag en egoïsme (personen uit de hogere klassen volkomen vreemd natuurlijk) zouden worden omgezet in toewijding, zorgvuldigheid, orde, regelmaat, netheid en tenslotte zelfs vriendelijkheid en tevredenheid. Tevens zouden arbeiders meer gevoel krijgen voor schoonheid en waardering voor de natuur ontwikkelen.
- Een sfeervoller huishouden voor arbeiders
De initiatiefnemers stelden zich voor dat het complete arbeidersgezin zich in blijde saamhorigheid over het verzorgen en kweken van de plantjes zou buigen, waardoor de onderlinge band tussen de gezinsleden zou worden versterkt. Tevens zou het slonzige interieur van de arbeidswoning er een stuk aangenamer op worden. Een bedenkelijke aanname, aangezien de meeste van deze woningen nog steeds te donker en te slecht geventileerd waren om een goed leefmilieu voor planten te kunnen bieden.

Eastman Johnson - Wol opwinden (interieur van een keuken in Nantucket), 1872. Bron: Wikimedia Commons/ Cleveland Museum of Art
Deze 'eenvoudige' mensen hebben de plant naast de haard niet nodig om zich zowel letterlijk als figuurlijk onderling te verbinden. Op dit schilderij is ook goed te zien hoe donker veel woningen nog waren, want hoewel Amerikaans, deze keuken is vergelijkbaar met die in veel Nederlandse huizen uit dezelfde tijd.
Hemelbestormers
Door de combinatie van beide ontwikkelingen dacht men bovendien allerlei uithuizige gewoonten tegen te kunnen gaan. Jongeren zouden vandalisme afzweren, vrouwen zouden zich eindelijk gaan bekommeren om een net huishouden en mannen zouden zich dan als vanzelf nooit meer hoeven bedrinken in de kroeg. Zo geraakte de arbeider letterlijk en figuurlijk van de straat.
Om dat alles extra kracht bij te zetten werden de meeste Floralia tentoonstellingen tegelijkertijd met de lokale kermis georganiseerd. Dat was immers de meest walgelijke van alle uitspattingen van de onderklassen en het was goed daar iets beschaafds voor in de plaats te stellen.
Gematigder volksopvoeders
Toch waren niet alle initiatiefnemers zulke hemelbestormers. Er waren er ook met veel bescheidener verwachtingen. Die zagen de Floralia voornamelijk als 'druppelen die den steen uithollen'.

Publieke aanbesteding voor de Floralia in de Dordtse Courant van 16 februari 1882. Bloemisten en tuiniers worden opgeroepen stekjes te leveren. Bron: Wikimedia Commons/ Regionaal Archief Dordrecht
Hoe het in zijn werk ging
In het voorjaar herinnerde de Floralia-verengingen de doelgroep met advertenties en strooibiljetten aan hun bestaan en aan het feit dat er weer goedkope stekjes besteld konden worden. Een gezin kon dan opgeven hoeveel plantjes het wilde hebben.
Enige tijd later kon men de stekjes ophalen en beginnen met het opkweken ten behoeve van de tentoonstelling. Het ging daarbij vooral om gemakkelijk te kweken planten als de fuchsia, begonia en geranium.
Tijdens de kweekperiode controleerde de vereniging op bedrog door onaangekondigde huisbezoeken af te leggen en de planten te merken. Op die manier wilde men voorkomen dat bloemisten en andere professionals de tentoonstelling zouden misbruiken voor eigen promotie.

Aankondiging uit Leiden dat men in het kader van de Floralia tentoonstelling kwitanties voor het verkrijgen van de planten kan afhalen, mei 1887. Bron: Wikimedia Commons/ P.J. Meertens-Instituut/ John Helsloot - Floralia in Nederland in het laatste kwart van de negentiende eeuw, 1990/ Gemeentearchief Leiden, archief Departement Leiden van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen
De tentoonstelling
Eind augustus of begin september werd de tentoonstelling georganiseerd, die een dag of twee duurde. Vaak werd hij voorafgegaan door een grootste opening met toespraken en een optreden van de harmonie.
De tentoonstelling zelf was niet zo spannend. Plantjes van een aantal maanden oud zijn nog niet al te indrukwekkend. Meestal waren er rijen lange tafels vol met amper van elkaar te onderscheiden exemplaren. De winnaars vonden later een gekleurd kaartje terug in hun pot. Zij werden geselecteerd op 'netheid' en 'kloekheid'.
De prijsuitreiking ging opnieuw gepaard met toespraken. Daarbij werd het de deelnemers op het hart gedrukt vooral door te gaan zichzelf op deze manier te 'ontplooien'. De prijzen bestonden meestal uit geld (op een spaarbankboekje gezet), huishoudelijke artikelen, medailles of getuigschriften.

Aankondiging voor de Floralia tentoonstelling in Arnhem die van 15-17 september 1882 zal plaatsvinden. Bron: Wikimedia Commons/ P.J. Meertens-Instituut/ John Helsloot - Floralia in Nederland in het laatste kwart van de negentiende eeuw, 1990.
Deze aankondiging laat er geen twijfel over bestaan dat er muziek aanwezig is.
Waren de Floralia succesvol?
In relatie tot de doelstellingen die sommige de organisatoren hadden, waren de meeste Floralia natuurlijk niet zo succesvol. Niemand is ooit een compleet ander persoon geworden door het opkweken van enkele bloemstekjes. En de arbeidende klasse transformeerde al zeker niet in zijn geheel tot een wat armere tak van de bourgeoisie. Dat leidde ertoe dat eind jaren '70 een aantal organisatoren teleurgesteld of zelfs verbitterd afhaakten en er soms zelfs hele verenigingen werden opgedoekt.
Hier waren echter niet alleen de zogenaamd ondankbare arbeiders schuld aan. De steun die de organisatoren in eigen kring kregen, viel ook tegen. Vermoedelijk vonden veel zielsverwanten andere onderdelen van de volksopvoeding, zoals bijvoorbeeld scholing of het verbeteren van woon- en werkomstandigheden, toch iets belangrijker.

Getuigschrift van de Floralia tentoonstelling in Leiden uit augustus 1879 aan iemand die zowel een 1ste, 2de als 9de prijs heeft gewonnen. Bron: Wikimedia Commons/ P.J. Meertens-Instituut/ John Helsloot - Floralia in Nederland in het laatste kwart van de negentiende eeuw, 1990/ Gemeentearchief Leiden, archief Departement Leiden van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen
Uiteindelijk hadden de organisatoren bepaalde mislukkingen echter ook aan zichzelf te wijten. Zoveel moeite als ze deden om op bedrog te controleren, zo weinig moeite deden ze om aan de onwetende stadse arbeider uit te leggen hoe ze het opkweken van een stekje nu precies moesten aanpakken. En het zelf uitzoeken was voor veel arbeiders ook geen optie aangezien ze niet konden lezen.
Dat betekende dat menig stekje nooit een plantje werd of dat het treurige eindresultaat niet met goed fatsoen naar de tentoonstelling kon worden gebracht. Iets dat het zelfvertrouwen van de doelgroep ongetwijfeld niet ten goede kwam.
Maar niet alle organisatoren of andere progressieve liberalen waren negatief over wat er werd bereikt. Velen bleven met een goed gemoed geloven dat de Floralia wel degelijk aan hun doelstellingen voldeden en iets positiefs brachten in het arbeidersgezin. Wat voor een deel van de gezinnen ook vast het geval zal zijn geweest.

Louis Uhl - Jonge vrouw geeft planten water op een binnengalerij, 1896. Bron: Wikimedia Commons
Wat meer volgroeid plantjes en bloemetjes doen wel degelijk wat voor een mens, zeker als je ze zelf hebt opgekweekt.
Bloeiperiode en teruggang
Uiteindelijk hebben de Floralia een decennium lang best goed gedraaid. De respons was aanvankelijk redelijk groot, al was dat mogelijk meer om de prijzen dan om de plantjes. Na de jaren '70 zakte de zaak geleidelijk aan in, hoewel in de jaren '80 nog een redelijk aantal verenigingen bleven draaien. Daarna worden het er echt veel minder. Niet alleen omdat organisatoren afhaakten, maar ook omdat de arbeiders afhaakten.
De redenen daarvoor zijn niet helemaal duidelijk. Misschien was het nieuwtje er gewoon vanaf. Misschien ook konden arbeiders door toenemende welvaart hun eigen plantjes kopen en waren de prijsjes die men kon winnen niet meer zo interessant.
Helemaal verdwenen de Floralia overigens nooit. Op tal van plaatsen bleven groepjes liefhebbers achter die er een meer coherente vereniging van maakten. Sommige van die verenigingen bestaan nu nog steeds. Vanzelf organiseren deze geen tentoonstellingen voor 'den werkenden stand' meer, maar andere leuke activiteiten waar iedereen aan mee kan doen.

Lovis Corinth - Dame bij goudvis-aquarium, 1911. Bron: Wikimedia Commons/ Belvedere (Wenen)
De dame op het schilderij is mevrouw Corinth. Door het raam heen is een vleug te zien van de woonplaats van het echtpaar, wereldstad Berlijn. De natuur in hun woonkamer vormt een fraai tegenwicht. Er lijkt een link te worden gelegd tussen de beschaafde, lezende kunstenaarsvrouw enerzijds en de plantenweelde en het aquarium anderzijds. Het idee dat kamerplanten goed waren voor de stadse mens zou in ieder geval nooit verlopen.
Bronnen
Artikelen
John Helsloot
Bloemen en planten als wapen in het 19de-eeuwse beschavingsoffensief. in: Spiegel Historiael, jaargang 27, nummer 2, februari 1992
Jocelyn Krusemeijer, Mirjam van Kuijk, Sylvia Moerland en Nellie van Vulpen
Tussen opvoeding en liefhebberij. De ontwikkeling van de kamerplantcultuur in Nederland (1850-1940). In: I. Stroucken e.a. red. - Geschiedenis van de kamerplant. Volkscultuur, jaargang 8, nr. 1, 1991. ISBN: 9071840123
Els van Benthem en Nicole van der Werf
Potplanten en hun geschiedenis. In: I. Stroucken e.a. red. - Geschiedenis van de kamerplant. Volkscultuur, jaargang 8, nr. 1, 1991. ISBN: 9071840123
Internetartikelen
Wikipedia Engeland
- Houseplant (2025, 31 juli), geraadpleegd op 4 augustus 2025, https://en.wikipedia.org/wiki/Houseplant
- Floralia (2024, 7 oktober), geraadpleegd op 1 augustus 2025, https://en.wikipedia.org/wiki/Floralia
Wikipedia Nederland
- Anjer (2024, 19 oktober), geraadpleegd op 4 augustus 2025, https://nl.wikipedia.org/wiki/Anjer
- Floralia (Romeins feest) (2012, 10 juni), geraadpleegd op 1 augustus 2025, https://nl.wikipedia.org/wiki/Floralia_(Romeins_feest)
- Floralia (Vereniging) (2025, 5 april), geraadpleegd op 5 augustus 2025, https://nl.wikipedia.org/wiki/Floralia_(vereniging)
- Marie Adrien Perk (2025, 22 maart), geraadpleegd op 4 augustus 2025, https://nl.wikipedia.org/wiki/Marie_Adrien_Perk